Het klinkt heel logisch. Toch is dit een van de meest gemaakte fouten.
Doordat de vraag niet goed begrepen of niet goed gelezen wordt, geeft de leerling een antwoord dat net bij de vraag past.
Niet goed lezen komt vaak voort vanuit de gedachte “Snel doorwerken, anders krijg ik het niet af”.
Daarom starten we met een test, waarbij de leerlingen direct ervaren wat er gebeurt als je niet goed leest. Je doet je best, maar doet het fout. Tijdens een toets mis je hierdoor onnodige punten en haal je een lager cijfer, dan wanneer je rustig werkt.
De vraagt die gesteld wordt, geeft informatie over het antwoord dat je moet geven. Voorbeelden zijn:
– Leg uit,
– Vul in,
– Noem verschillen/overeenkomsten,
– Beredeneer,
– Wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe.
In het antwoord gebruik je zelfstandig naamwoorden uit de vraag.
Wat gaan we doen?
Dit oefenen we met verschillende vragen!
Zo gaan ze met meer zelfvertrouwen de toets maken. Ze weten namelijk hoe ze het op een goede manier kunnen doen. En dat is wat je tot het beste antwoord gaat brengen.